Een feest van de democratie? Over uitsluiten of insluiten.
‘Het volk heeft gesproken’, sprak David Cameron daags na het Brexit referendum. Maar wat betekent het als in een sterk gepolariseerd land de ene helft de andere kan overrulen? Wat zijn de effecten? Een analyse.
Door Guus Hustinx
Ook in Nederland hebben we een ‘feest van de democratie’ gehad met het Oekraïne referendum dat, getuige de uitspraken van het nee-kamp, eigenlijk over iets heel anders ging. Zo kon het gebeuren dat 20% van de Nederlanders een associatieverdrag kon torpederen door een uitgekiende campagnestrategie en een lage opkomst. Velen die wel vóór waren bleven uit strategische of principiële redenen thuis. De ja-stemmers hielpen de nee-stemmers nipt aan de opkomstdrempel en zo aan hun overwinning. Die ‘overwinning’ werd door het nee-kamp gevierd als een ‘feest van de ware democratie’. Ook Roemer van de SP sprak de historische woorden: ‘het volk heeft gesproken’. Op Twitter werd opgemerkt: ‘het wordt tijd dat Roemer leert rekenen’.
Ik vraag me af wat het lange termijn effect is als de kleinst mogelijke meerderheid de grootst mogelijke minderheid haar wil kan opleggen. Laten we om die vraag te beantwoorden wat verder op dat fenomeen inzoomen.
Polarisatie
Als eerste valt op dat, niet alleen in Nederland, maar inmiddels in alle westerse democratieën, in toenemende mate twee groepen tegenover elkaar staan: onderlaag en middenklasse, zelfverklaard vertegenwoordigd door de populisten, tegenover de maatschappelijke en politieke elites. De oude links-rechts tegenstelling lijkt nagenoeg verdwenen. In Nederland werken PvdA en VVD samen in het kabinet Rutte 2, in verkiezingstijd zijn de links-rechts verschillen slechts terug te vinden achter de komma, in Frankrijk voert de ‘linkse’ Hollande een agenda uit die bij rechts niet misstaan zou hebben.
Popularisering
De populisten hebben zich ontpopt als de meesters van de polarisatie: de elites zijn de vijand van het volk. Wat er ook mis is, het valt de elites aan te rekenen. Die vormen de oorzaak van alle ellende in de vorm van werkeloosheid, raciale spanningen, verlies aan sociale zekerheid, de vluchtelingenproblematiek, etc. Met Europa -waardoor wij niets meer te zeggen hebben in eigen land- als grootste zondebok. En laten we wel wezen, ze hebben een punt. Ik schreef eerder over de manier waarop de gevolgen van de financiële en economische crisis werden afgewenteld op de zwakkeren in de samenleving. Dat werd, mijns inziens terecht, ervaren als oneerlijk. De brede onvrede daarover werd –mede- de voedingsbodem voor het populisme. De populistische leiders speelden vervolgens handig in op de angsten van deze groepen voor de eigen financiële situatie, voor hun woonomstandigheden, voor de segregatieprocessen waar ze geen invloed op hebben maar wel de gevolgen van ondervinden, voor de globalisering en de effecten op hun werksituatie, voor een Europa dat doordendert en zich niets aan deze groepen gelegen laat liggen. En zo ontstaat in deze polarisatie de strijd tussen ‘het volk’ en ‘de elites’.
Institutionalisering
De andere kant van het verhaal is er een van institutionalisering. Het politieke bedrijf is op alle niveaus een instituut op zichzelf geworden. Met zijn eigen mores en paradigma’s is het een wereld in zichzelf. Binnen die bubbel is het goed toeven. Wat zich buiten de bubbel afspeelt lijkt vaak binnen niet meer werkelijk in beeld, wordt gebagatelliseerd. De verbinding met de ‘andere’ buitenwereld is verbroken. De eigen belangen rond carrière en positie gaan een primaire rol spelen. En zo ontstaat de drang om het instituut koste wat kost in stand te houden, welke -terechte- kritiek er ook op uitgeoefend wordt. Zo komt de geloofwaardigheid van de politiek in het geding, koren op de molen van de populisten. Datzelfde proces kunnen we rond het instituut Europa waarnemen. Er is geen groot draagvlak meer voor de koers die de EU vaart, met als trieste hoogtepunt de recente Brexit. Maar gaat dat leiden tot een herbezinning met andere koers en vormgeving? Nee, de trein lijkt door te denderen totdat hij stuk loopt. Er is geen intrinsieke verandernoodzaak terwijl de urgentie toch hoog is, zou je denken. Verandering is kennelijk vooral tegen het eigen belang. Dat geldt voor individuele politici en ambtenaren en op een hoger schaalniveau binnen het Europese instituut ook voor individuele landen. Het is ‘klein denken’. Denken vanuit de eigen bubbel, het eigen belang en de korte termijn, denken vanuit de eerste waarnemingspositie. Het ontbreekt aan ‘groot denken’, denken van buiten de bubbel, het overkoepelende belang, vanuit de vierde waarnemingspositie.
En dus komt er vanuit de nationale en Europese politiek geen adequaat antwoord op de -terechte- roep om een volwaardige plek in het systeem van de onderste lagen van de maatschappij. Die voelen zich niet gehoord, niet gezien en zo worden onmacht en boosheid gevoed en de strijd versterkt.
In systeemdiagram:
Uitsluiting
In alle polarisatie speelt het proces van uitsluiting een belangrijke rol. In Engeland was een grote meerderheid van de jongeren vóór een ‘stay’: ‘de babyboomers hebben over onze toekomst beslist, een toekomst die ze zelf niet meer mee zullen maken’. Zij voelen zich uitgesloten en keren zich af van de gevestigde politiek en haar belangen.
Het kabinet Rutte 1 (2012) wilde met de kleinst mogelijke meerderheid in een gedoogconstructie met de PVV een rechtse agenda doorvoeren, een ‘feestje van rechts’ naar eigen zeggen. Daarbij werd de meer gematigde en linkse ‘minderheid’ (49%) uitgesloten. Ik herinner me mijn eigen gevoelens van verontwaardiging over die uitsluiting nog goed. Dat anderen plots hun wil aan mij zouden kunnen opleggen. Dat kabinet viel uiteindelijk voordat het feestje goed en wel op gang was gekomen. Ik zal wel bij de elite horen, schat ik zo in, maar zo heb ik toch even kunnen ervaren hoe grote groepen in deze samenleving zich moeten voelen bij een uitsluiting die al decennia lang, al van oudsher(?), plaatsvindt. Uitsluiting gaat met onderdrukking gepaard.
Delen en (deel)systemen
We kennen in NLP het fenomeen van ‘delen’. De mens, ieder systeem, kent verschillende delen. In een gezond systeem werken die delen samen. Ja, er kan zelfs synergie ontstaan uit de verschillen tussen die delen. Als in een systeem delen uitgesloten worden dan kan dat systeem niet meer optimaal functioneren. Zo kennen we meerdere technieken binnen NLP die er op gericht zijn om de verschillende delen in een mens, team of organisatie weer te integreren, zodat het systeem weer gezond kan worden. Dat vormt de kern van mijn werk als (NLP)consultant. In het politiek maatschappelijke proces dat ik hierboven beschreef worden consequent (omvangrijke) delen van het systeem uitgesloten. Dat kan nooit een goed functionerend systeem opleveren.
Dat kunnen we nog beter begrijpen als we kijken naar het veld van systemisch werk. Daar worden drie systeemprincipes onderscheiden.
- Ordening
- Recht op een plek (dat is ook een NLP principe)
- Balans tussen geven en nemen
Bij uitsluiting wordt de uitgeslotene het ‘recht op een plek’ ontzegd. De uitsluiter plaatst zich ‘boven’ de ander, die zich onderdrukt voelt (ongezonde ordening). De balans tussen geven en nemen raakt verstoord, de uitgeslotene kan immers niet meer nemen en wat hij te geven heeft wordt niet geaccepteerd. Een natuurlijke verbinding kan zo niet ontstaan en het systeem suboptimaliseert en escaleert meestal op de langere termijn. Want, op de langere termijn pikt de onderdrukte het niet meer en komt in opstand (draait de ordening om, eist zijn plek op, herstelt eenzijdig de balans). Dat proces gaat vaak gepaard met geweld en een vorm van overcompensatie: vergelding. Hans Achterhuis heeft dat proces indringend beschreven in zijn magnum opus, ‘Met alle geweld’ (2008), zowel op individueel niveau als op het niveau van groepen en staten. De historie en het nieuws staan bol van hoe dit proces zich wereldwijd heeft afgespeeld en nog steeds afspeelt.
Samenvattend staan in een sterk gepolariseerd landschap twee blokken tegenover elkaar. Het ene blok bestrijdt het andere dat zich, veilig in zijn bubbel, niets aan het ene gelegen laat liggen. Daarmee sluiten beide blokken elkaar uit en daarmee elkaars verschillende wereldbeeld. De ander wordt tot vijand gemaakt. Met de vijand heb je niets gemeen, daar neem je afstand van. Zodra de strijd door een blok wordt ‘gewonnen’ wordt het andere automatisch uitgesloten. Dat is een win-loose situatie: ik win en jij verliest. Maar zodra jij de kans krijgt pak je de ander terug en draait de rollen om: de uitsluiter wordt uitgesloten: een nieuwe win-loose is geboren.
Daders en slachtoffers
Verliezers zien de winnaars vaak eerder als daders en zichzelf als slachtoffers. Slachtoffer zijn is in dit neoliberale tijdperk, waar je zelf volledig verantwoordelijk wordt gehouden voor jouw eigen situatie, niet erg populair. Het is ook geen erg productieve state. Dat kunnen we vanuit metaprogramma’s -denk- en handelingsstijlen die mensen in een bepaalde context laten zien- goed begrijpen.
De dader is actief, handelend (pro-actief) weet wat hij wil bereiken (naar toe) -ook al is dat doel niet ecologisch, want niet in het belang van het slachtoffer- en gaat ervan uit dat het bereiken van zijn doel ook binnen zijn controle ligt (controle binnen zelf). Hij is overtuigd van zijn gelijk (Interne referentie) en keurt zijn eigen handelingswijze goed (voldoet wel). Een combinatie van denkstijlen die richting, kracht en beslistheid creëert.
Het slachtoffer wordt in de hoek gedreven en kan niet handelen (re-actief), het wil dat wat er gebeurt helemaal niet (weg van) maar het overkomt hem (controle buiten zelf). Hij is mogelijk wel overtuigd van zijn gelijk, maar dat halen valt buiten de eigen controle. Handelingswijze en doel van de dader worden veroordeeld (voldoet niet). In de combinatie van metaprogramma’s van het slachtoffer zit geen enkel aanknopingspunt om tot een voor hem aanvaardbare oplossing te komen, zit weinig energie en richting. Voorwaar geen positie om te benijden. De manier bij uitstek om uit de slachtoffer positie te blijven is de overtuiging: aanval is de beste verdediging. Dan worden dezelfde metaprogramma’s geactiveerd worden als bij de dader. En zie, de strijd is daar. Wellicht verklaart dit fenomeen waarom zoveel politici grote moeite hebben met de persoonlijke aanvallen van Wilders in het parlement en daarbuiten. De enige optie lijkt om hetzelfde terug te doen -aanvallen- ook al vind je zelf dat dit niet bij jouw criteria past. En zo zien we veel incongruentie in de manier waarop veel politici Wilders benaderen. Goed voor de geloofwaardigheid van de politiek?
Strijd- en oorlogsmetafoor
Het idee van politiek als strijd zien we gespiegeld in de taal die gebruikt wordt. Die taal is doorspekt van strijd- en oorlogsmetaforen: ‘de elite verraad ons land; het terrorisme moet met wortel en tak uitgeroeid worden; de strijd van het volk tegen de elite; het land ontdoen van alle ongewenste elementen; we gaan Brussel bestormen, met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig; een oorlogsverklaring aan de islam; etc.
We weten als NLP-ers goed wat de kracht van taal is. Taal drukt uit hoe je het beleeft en schept tegelijkertijd die werkelijkheid door de beelden die ze oproept. Dat wordt ondersteund door het werk van George Lakoff en Mark Johnson. (‘Leven in metaforen’, 1999) Taal is metaforisch, betogen zij. De metafoor beschrijft iets in termen van iets anders. Daarmee worden bepaalde aspecten benadrukt en andere juist weggelaten, zo creëert de metafoor een eigen werkelijkheid. De metafoor werkt daardoor op twee lagen. Ze beschrijft hoe een proces ervaren wordt en tegelijkertijd wordt dat proces vormgegeven conform de metafoor. Als we dat toepassen op de metafoor: ‘politiek is oorlog’ dan kunnen we zien dat het politieke proces gezien wordt als onderlinge strijd, de collega politicus als tegenstander die in een hoek gedreven moet worden, geen kans moet krijgen, die bestreden moet worden. En dus vallen in de Nederlandse politiek partijen tijdens verkiezingstijd elkaar aan, spelen zaken op de man, proberen elkaar zwart te maken en de geloofwaardigheid van de ander te ondermijnen om daarna om tafel te gaan zitten, te doen of dat er allemaal niet geweest is om vervolgens een coalitie te vormen. En dan verbaasd zijn dat de geloofwaardigheid van de politiek zelf in het geding is, maar dat terzijde.
Wat in de oorlogsmetafoor wordt weggelaten is dat samenwerking ook een optie is, alsook leren van elkaar, dat synergie -die juist uit de verschillen en de diversiteit kan ontstaan- wellicht hele nieuwe mogelijkheden opent, dat partijen elkaar juist nodig hebben om de hedendaagse vraagstukken aan te gaan, dat strijd met uitsluiting als gevolg aantoonbaar eerder problemen verergert dan oplost. En zo houdt de oorlogsmetafoor, de overtuiging ‘politiek is oorlog’, het proces van polarisatie, winnen en verliezen in stand en versterkt die zelfs.
Verdedigers van het adagium ‘politiek is oorlog’ grijpen daarvoor ook terug op de Duitse rechtsgeleerde en politiek filosoof Carl Schmitt, lang verguisd ‘kroonjurist’ van het Derde Rijk, die stelde dat de vriend-vijand-oppositie juist de kern van het politieke uitmaakt (bron: Marieke Borren, 2003, Netherlands Journal of Legal Philosophy). Interne verschillen worden in het belang van de existentiële eenheid binnen een gemeenschap opgeheven en iedereen buiten de gemeenschap wordt de externe vijand. In het politieke is daarmee iedere andere partij de vijand en binnen de eigen partij moet eenheid gecreëerd en behouden worden. Homogeniteit moet voor eenheid zorgen, diversiteit dus uitgebannen. Dat kunnen we in de hedendaagse politiek terug zien in een fenomeen als partijdiscipline die afwijkende standpunten binnen de partij moet voorkomen. De onderlinge eenheid -gelijkheid- is heilig tegenover de vijand. De leden binnen de partij offeren zichzelf op in het belang van die partij.
(Deel)Systemen
De systeemtheorie stelt dat een probleem dat zich uitstrekt over, of speelt tussen, meerdere (deel)systemen nooit opgelost kan worden binnen één (deel)systeem maar alleen in onderlinge samenwerking van alle betrokken systemen, of op het overkoepelende hogere systeemniveau. Naarmate vraagstukken die spelen complexer zijn komt dat overkoepelende systeem nadrukkelijker in beeld als oplossingsniveau. Een voorbeeld daarvan is het klimaatprobleem. Dat is een wereldwijd probleem dat niet op het niveau van Nederland en zelfs niet Europees opgelost kan worden. Het vluchtelingenvraagstuk kan niet binnen de lidstaten opgelost worden maar alleen op het niveau van Europa. Zo kan de vluchtelingenopvang binnen Nederland niet opgelost worden als niet alle relevante partijen betrokken worden om een oplossing te vinden die voldoende draagvlak heeft. We hebben afgelopen jaar hardhandig aan den lijve kunnen ondervinden wat het effect is als sommige groepen uitgesloten worden bij de vormgeving van die vluchtelingenopvang. In NLP heet dat ecologie: een oplossing kan alleen werken als die goed is voor het hele (grotere) systeem ook op de langere termijn.
Stelling
Nu is mijn centrale stelling dat het proces van polarisatie, winnen, verliezen en uitsluiting, geen constructieve antwoorden heeft op de vraagstukken waar we wereldwijd voor staan. De oplossingen die in dat polarisatie proces gegenereerd worden zijn niet ecologisch, kunnen dat niet zijn omdat ze per definitie vanuit een deelsysteem komen. En dus worden hooguit bepaalde symptomen van het vraagstuk bestreden. We gaan de vluchtelingenopvang kleinschaliger maken dan roept die minder weerstand op. Dat verandert niets aan het feit dat de meeste opvang plaatsvindt (want goedkoper dan in villawijken) in de kwetsbare wijken waar segregatie en overlast door criminaliteit al jaren aan de gang zijn. We bestrijden een symptoom: weerstand tegen grootschaligheid, maar bestendigen of verstreken zelfs het proces van uitsluiting. Zo zien we dat de illusie van win-loose uiteindelijk uitloopt op loose-loose.
Een andere benadering van het politieke
Als het strijdmodel met alle paradigma’s die daarbij horen zo opzichtig faalt, hoe moet en kan het dan anders? Dat vraagt een totaal ander wereldmodel waarin insluiten, samenwerking, diversiteit, verschillen benutten, synergie zoeken, groot denken, de kernbegrippen vormen.
Gregory Bateson, een van de belangrijke inspirators voor de grondleggers van NLP, zei ooit: ‘wijsheid ontstaat door bij elkaar te zitten en de verschillen te bediscussiëren, zonder de intentie om ze te veranderen’. Dat is een mooi motto voor een andere kijk op politiek.
Robert Dilts (2000) beschrijft in zijn Encyclopedia of systemic NLP de ‘law of requisite variety’ als een belangrijk NLP principe. Die wet zegt dat een gezond systeem voldoende variëteit en flexibiliteit moet hebben om het adaptatievermogen te creëren dat nodig is in een wereld die sterk in beweging is. Tevens zegt deze wet dat het voor variëteit en dus het overlevingsvermogen juist van belang is om alle delen van het systeem in te sluiten. Uitsluiting reduceert immers de variëteit. Uitsluiting is niet ecologisch voor het grotere systeem en niet voor het uitgesloten deelsysteem zelf. Naarmate systemen complexer zijn moet de variëteit juist groter zijn.
Hannah Arendt, Duits-Amerikaans politiek filosoof, (The Human Condition, 1958) heeft een verwante visie. Zij stelt het begrip vriendschap tegenover het vijandbeeld van Schmitt. Vrienden behoren tot dezelfde gemeenschap, bijvoorbeeld het land Nederland. Tussen vrienden bestaan verschillen, moeten daar zelfs bestaan. ‘Om een gemeenschap te kunnen vormen moeten verschillen meegenomen worden. Dat kan op een economische manier -via de markt- en op een politieke manier: via de vriendschap. Vriendschap heeft een politieke kwaliteit wanneer het de verschillen respecteert. De vriend is als persoon altijd anders, verschillend van het zelf. Deze alteriteit (dit anders zijn –GH) verwijst naar de heterogeniteit van levenswijzen en visies op de werkelijkheid. Dit is volgens Arendt nodig om een gemeenschappelijke wereld te scheppen. (Borren, 2003).’ Ook hier zien we het belang van insluiten. Wat bij Schmitt een vijand is en uitgesloten wordt, wordt bij Arendt door insluiting in het grotere systeem een vriend, de verschillen zijn nodig om een gezonde en flexibele gemeenschap te scheppen.
Tegelijkertijd reikt Arendt een andere metafoor aan: de vriendschap die verschillen respecteert om een gemeenschappelijke wereld te kunnen vormen. Van ‘politiek is oorlog’ naar ‘politiek is vriendschap’, ‘politiek is samen een gemeenschap creëren’ en ‘politiek is samen constructief bouwen’.
De nieuwe democratie
Ik sprak met een burgemeester hierover en hij vroeg zich af hoe een politicus zich in de verkiezingsstrijd nog zou kunnen profileren als hij op voorhand zoekt naar samenwerking. Zowel ‘verkiezingsstrijd’ als ‘profileren’ komen uit de strijdmetafoor. In de nieuwe metafoor laat een politicus zien wat hij wil bereiken op diverse beleidsterreinen en hoe hij dat in samenwerking wil realiseren. Politici worden beoordeeld (afrekenen komt uit het strijdmodel) op wat hij heeft bereikt en hoe. Politici zullen dus ook uit hun, boven alles verheven, instituties moeten klauteren om in samenspraak met betrokkenen, burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, beleid te ontwikkelen en zaken aan te pakken en te realiseren. Dan wordt de politicus meer een procesbegeleider, een facilitator, een bemiddelaar die weliswaar zijn eigen ideeën en inbreng heeft, maar die beseft dat in het gezamenlijke proces nieuwe dingen kunnen ontstaan waar hij zelf nog nooit aan gedacht heeft. De nieuwe politicus zoekt naar win-win situaties, naar synergie, gaat op zoek naar gemeenschappelijke belangen en overbrugt, transformeert tegengestelde belangen en creëert zo draagvlak.
Een illusie dit beeld? Er zijn gelukkig al talloze voorbeelden waar op lokaal en provinciaal niveau met deze manier van democratie wordt geëxperimenteerd, zij het met wisselend resultaat. Sommigen, zowel politici als andere betrokkenen hebben veel moeite uit het strijdmodel te stappen, raken dan hun houvast kwijt. Dat verwart en corrumpeert de broze processen die her en der op gang gebracht worden. Een wereldmodel dat zoveel eeuwen geheerst heeft verandert niet van het ene op het andere moment. Bovendien vormt de nieuwe democratie een bedreiging voor de geïnstitutionaliseerde politiek en de belangen van haar leden.
Ander instrumentarium
Die nieuwe democratie vraagt wel om andere instrumenten, want bijvoorbeeld ‘het debat’ past niet omdat het uitgaat van tegenstanders. Maar ‘het constructieve overleg’ past weer wel. Mijn ‘standpunt verdedigen’ niet, maar ‘verschillen verkennen’ wel. NLP biedt met haar vooronderstellingen en de vele communicatietechnieken een geweldig instrumentarium voor de nieuwe politiek. Het veld van systemisch werken biedt de instrumenten om snel de dynamiek in het systeem te doorgronden en aanknopingspunten om het systeem weer gezond te maken. Ook het veld van Constructief Onderhandelen (het Harvard Negotiation Project) en in het verlengde MGA (Mutual Gains Approach) geven geweldige aanknopingspunten en kennen krachtige instrumenten. Principes van deze benadering zijn: uitgaan van belangen i.p.v. standpunten; zoeken naar gemeenschappelijke belangen (daar vind je elkaar, zij het vaak op een hoger logisch niveau); benoemen van tegengestelde belangen; creatief zoeken hoe die te verenigen, samen zoeken naar de èn-èn, de win-win; objectieve criteria vaststellen en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het resultaat.
Deze instrumenten vinden meer en meer toepassing, in organisaties, in publiek-private projecten, in gemeenten en provincies etc.
Conclusie
‘Hoe je het ziet zo beleef je het’, zegt een belangrijk NLP principe. Dat principe gaat ook op voor de metafoor ‘politiek is oorlog’. Alle overtuigingen, beelden, paradigma’s die daar onder liggen creëren uiteindelijk het proces van polarisatie en uitsluiting. Ik heb laten zien dat uitsluiting niet zal en kan werken in onze complexe wereld. Uitsluiting leidt uiteindelijk tot loose-loose. Beide partijen in de polarisatie verliezen op de lange termijn. Deze manier van denken heeft geen antwoorden op de vraagstukken waar we voor staan.
De metafoor ‘politiek is vriendschap’ opent een andere werkelijkheid, de doorkijk naar een nieuwe democratie van insluiten, diversiteit koesteren en samen creëren.
NLP, systemisch werk en constructief onderhandelen geven de tools om die nieuwe democratie vorm te geven.
Gaan we populisten, om te beginnen in Nederland, hier makkelijk van overtuigen? Gaat het parlement nu op de schop? Nee, helaas niet. Wat wel kan is daar beginnen waar we zelf invloed hebben, op die plekken waar zaken binnen onze controle vallen. In gemeentes, in bedrijven, in verenigingen en maatschappelijke organisaties. Ga te rade daar waar de nieuwe democratie al gewerkt heeft en werkt. En last but not east, ik heb ook zelf gemerkt hoe sterk de heersende metaforen zijn. Dus zelfonderzoek, kritisch zijn naar je eigen denken, om zo de strijdmetaforen in je eigen hoofd en hart te transformeren (ik schreef eerst: verbannen uit, au!) naar insluitende metaforen. Want zo kunnen we samen van de democratie een echt feest maken.
Artikel: Een feest van de democratie?
Geplaatst op: 20 december 2017 door Mieke Laarakkers
Een feest van de democratie? Over uitsluiten of insluiten.
Door Guus Hustinx
Ook in Nederland hebben we een ‘feest van de democratie’ gehad met het Oekraïne referendum dat, getuige de uitspraken van het nee-kamp, eigenlijk over iets heel anders ging. Zo kon het gebeuren dat 20% van de Nederlanders een associatieverdrag kon torpederen door een uitgekiende campagnestrategie en een lage opkomst. Velen die wel vóór waren bleven uit strategische of principiële redenen thuis. De ja-stemmers hielpen de nee-stemmers nipt aan de opkomstdrempel en zo aan hun overwinning. Die ‘overwinning’ werd door het nee-kamp gevierd als een ‘feest van de ware democratie’. Ook Roemer van de SP sprak de historische woorden: ‘het volk heeft gesproken’. Op Twitter werd opgemerkt: ‘het wordt tijd dat Roemer leert rekenen’.
Ik vraag me af wat het lange termijn effect is als de kleinst mogelijke meerderheid de grootst mogelijke minderheid haar wil kan opleggen. Laten we om die vraag te beantwoorden wat verder op dat fenomeen inzoomen.
Polarisatie
Als eerste valt op dat, niet alleen in Nederland, maar inmiddels in alle westerse democratieën, in toenemende mate twee groepen tegenover elkaar staan: onderlaag en middenklasse, zelfverklaard vertegenwoordigd door de populisten, tegenover de maatschappelijke en politieke elites. De oude links-rechts tegenstelling lijkt nagenoeg verdwenen. In Nederland werken PvdA en VVD samen in het kabinet Rutte 2, in verkiezingstijd zijn de links-rechts verschillen slechts terug te vinden achter de komma, in Frankrijk voert de ‘linkse’ Hollande een agenda uit die bij rechts niet misstaan zou hebben.
Popularisering
De populisten hebben zich ontpopt als de meesters van de polarisatie: de elites zijn de vijand van het volk. Wat er ook mis is, het valt de elites aan te rekenen. Die vormen de oorzaak van alle ellende in de vorm van werkeloosheid, raciale spanningen, verlies aan sociale zekerheid, de vluchtelingenproblematiek, etc. Met Europa -waardoor wij niets meer te zeggen hebben in eigen land- als grootste zondebok. En laten we wel wezen, ze hebben een punt. Ik schreef eerder over de manier waarop de gevolgen van de financiële en economische crisis werden afgewenteld op de zwakkeren in de samenleving. Dat werd, mijns inziens terecht, ervaren als oneerlijk. De brede onvrede daarover werd –mede- de voedingsbodem voor het populisme. De populistische leiders speelden vervolgens handig in op de angsten van deze groepen voor de eigen financiële situatie, voor hun woonomstandigheden, voor de segregatieprocessen waar ze geen invloed op hebben maar wel de gevolgen van ondervinden, voor de globalisering en de effecten op hun werksituatie, voor een Europa dat doordendert en zich niets aan deze groepen gelegen laat liggen. En zo ontstaat in deze polarisatie de strijd tussen ‘het volk’ en ‘de elites’.
Institutionalisering
De andere kant van het verhaal is er een van institutionalisering. Het politieke bedrijf is op alle niveaus een instituut op zichzelf geworden. Met zijn eigen mores en paradigma’s is het een wereld in zichzelf. Binnen die bubbel is het goed toeven. Wat zich buiten de bubbel afspeelt lijkt vaak binnen niet meer werkelijk in beeld, wordt gebagatelliseerd. De verbinding met de ‘andere’ buitenwereld is verbroken. De eigen belangen rond carrière en positie gaan een primaire rol spelen. En zo ontstaat de drang om het instituut koste wat kost in stand te houden, welke -terechte- kritiek er ook op uitgeoefend wordt. Zo komt de geloofwaardigheid van de politiek in het geding, koren op de molen van de populisten. Datzelfde proces kunnen we rond het instituut Europa waarnemen. Er is geen groot draagvlak meer voor de koers die de EU vaart, met als trieste hoogtepunt de recente Brexit. Maar gaat dat leiden tot een herbezinning met andere koers en vormgeving? Nee, de trein lijkt door te denderen totdat hij stuk loopt. Er is geen intrinsieke verandernoodzaak terwijl de urgentie toch hoog is, zou je denken. Verandering is kennelijk vooral tegen het eigen belang. Dat geldt voor individuele politici en ambtenaren en op een hoger schaalniveau binnen het Europese instituut ook voor individuele landen. Het is ‘klein denken’. Denken vanuit de eigen bubbel, het eigen belang en de korte termijn, denken vanuit de eerste waarnemingspositie. Het ontbreekt aan ‘groot denken’, denken van buiten de bubbel, het overkoepelende belang, vanuit de vierde waarnemingspositie.
En dus komt er vanuit de nationale en Europese politiek geen adequaat antwoord op de -terechte- roep om een volwaardige plek in het systeem van de onderste lagen van de maatschappij. Die voelen zich niet gehoord, niet gezien en zo worden onmacht en boosheid gevoed en de strijd versterkt.
In systeemdiagram:
Uitsluiting
In alle polarisatie speelt het proces van uitsluiting een belangrijke rol. In Engeland was een grote meerderheid van de jongeren vóór een ‘stay’: ‘de babyboomers hebben over onze toekomst beslist, een toekomst die ze zelf niet meer mee zullen maken’. Zij voelen zich uitgesloten en keren zich af van de gevestigde politiek en haar belangen.
Het kabinet Rutte 1 (2012) wilde met de kleinst mogelijke meerderheid in een gedoogconstructie met de PVV een rechtse agenda doorvoeren, een ‘feestje van rechts’ naar eigen zeggen. Daarbij werd de meer gematigde en linkse ‘minderheid’ (49%) uitgesloten. Ik herinner me mijn eigen gevoelens van verontwaardiging over die uitsluiting nog goed. Dat anderen plots hun wil aan mij zouden kunnen opleggen. Dat kabinet viel uiteindelijk voordat het feestje goed en wel op gang was gekomen. Ik zal wel bij de elite horen, schat ik zo in, maar zo heb ik toch even kunnen ervaren hoe grote groepen in deze samenleving zich moeten voelen bij een uitsluiting die al decennia lang, al van oudsher(?), plaatsvindt. Uitsluiting gaat met onderdrukking gepaard.
Delen en (deel)systemen
We kennen in NLP het fenomeen van ‘delen’. De mens, ieder systeem, kent verschillende delen. In een gezond systeem werken die delen samen. Ja, er kan zelfs synergie ontstaan uit de verschillen tussen die delen. Als in een systeem delen uitgesloten worden dan kan dat systeem niet meer optimaal functioneren. Zo kennen we meerdere technieken binnen NLP die er op gericht zijn om de verschillende delen in een mens, team of organisatie weer te integreren, zodat het systeem weer gezond kan worden. Dat vormt de kern van mijn werk als (NLP)consultant. In het politiek maatschappelijke proces dat ik hierboven beschreef worden consequent (omvangrijke) delen van het systeem uitgesloten. Dat kan nooit een goed functionerend systeem opleveren.
Dat kunnen we nog beter begrijpen als we kijken naar het veld van systemisch werk. Daar worden drie systeemprincipes onderscheiden.
Bij uitsluiting wordt de uitgeslotene het ‘recht op een plek’ ontzegd. De uitsluiter plaatst zich ‘boven’ de ander, die zich onderdrukt voelt (ongezonde ordening). De balans tussen geven en nemen raakt verstoord, de uitgeslotene kan immers niet meer nemen en wat hij te geven heeft wordt niet geaccepteerd. Een natuurlijke verbinding kan zo niet ontstaan en het systeem suboptimaliseert en escaleert meestal op de langere termijn. Want, op de langere termijn pikt de onderdrukte het niet meer en komt in opstand (draait de ordening om, eist zijn plek op, herstelt eenzijdig de balans). Dat proces gaat vaak gepaard met geweld en een vorm van overcompensatie: vergelding. Hans Achterhuis heeft dat proces indringend beschreven in zijn magnum opus, ‘Met alle geweld’ (2008), zowel op individueel niveau als op het niveau van groepen en staten. De historie en het nieuws staan bol van hoe dit proces zich wereldwijd heeft afgespeeld en nog steeds afspeelt.
Samenvattend staan in een sterk gepolariseerd landschap twee blokken tegenover elkaar. Het ene blok bestrijdt het andere dat zich, veilig in zijn bubbel, niets aan het ene gelegen laat liggen. Daarmee sluiten beide blokken elkaar uit en daarmee elkaars verschillende wereldbeeld. De ander wordt tot vijand gemaakt. Met de vijand heb je niets gemeen, daar neem je afstand van. Zodra de strijd door een blok wordt ‘gewonnen’ wordt het andere automatisch uitgesloten. Dat is een win-loose situatie: ik win en jij verliest. Maar zodra jij de kans krijgt pak je de ander terug en draait de rollen om: de uitsluiter wordt uitgesloten: een nieuwe win-loose is geboren.
Daders en slachtoffers
Verliezers zien de winnaars vaak eerder als daders en zichzelf als slachtoffers. Slachtoffer zijn is in dit neoliberale tijdperk, waar je zelf volledig verantwoordelijk wordt gehouden voor jouw eigen situatie, niet erg populair. Het is ook geen erg productieve state. Dat kunnen we vanuit metaprogramma’s -denk- en handelingsstijlen die mensen in een bepaalde context laten zien- goed begrijpen.
De dader is actief, handelend (pro-actief) weet wat hij wil bereiken (naar toe) -ook al is dat doel niet ecologisch, want niet in het belang van het slachtoffer- en gaat ervan uit dat het bereiken van zijn doel ook binnen zijn controle ligt (controle binnen zelf). Hij is overtuigd van zijn gelijk (Interne referentie) en keurt zijn eigen handelingswijze goed (voldoet wel). Een combinatie van denkstijlen die richting, kracht en beslistheid creëert.
Het slachtoffer wordt in de hoek gedreven en kan niet handelen (re-actief), het wil dat wat er gebeurt helemaal niet (weg van) maar het overkomt hem (controle buiten zelf). Hij is mogelijk wel overtuigd van zijn gelijk, maar dat halen valt buiten de eigen controle. Handelingswijze en doel van de dader worden veroordeeld (voldoet niet). In de combinatie van metaprogramma’s van het slachtoffer zit geen enkel aanknopingspunt om tot een voor hem aanvaardbare oplossing te komen, zit weinig energie en richting. Voorwaar geen positie om te benijden. De manier bij uitstek om uit de slachtoffer positie te blijven is de overtuiging: aanval is de beste verdediging. Dan worden dezelfde metaprogramma’s geactiveerd worden als bij de dader. En zie, de strijd is daar. Wellicht verklaart dit fenomeen waarom zoveel politici grote moeite hebben met de persoonlijke aanvallen van Wilders in het parlement en daarbuiten. De enige optie lijkt om hetzelfde terug te doen -aanvallen- ook al vind je zelf dat dit niet bij jouw criteria past. En zo zien we veel incongruentie in de manier waarop veel politici Wilders benaderen. Goed voor de geloofwaardigheid van de politiek?
Strijd- en oorlogsmetafoor
Het idee van politiek als strijd zien we gespiegeld in de taal die gebruikt wordt. Die taal is doorspekt van strijd- en oorlogsmetaforen: ‘de elite verraad ons land; het terrorisme moet met wortel en tak uitgeroeid worden; de strijd van het volk tegen de elite; het land ontdoen van alle ongewenste elementen; we gaan Brussel bestormen, met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig; een oorlogsverklaring aan de islam; etc.
We weten als NLP-ers goed wat de kracht van taal is. Taal drukt uit hoe je het beleeft en schept tegelijkertijd die werkelijkheid door de beelden die ze oproept. Dat wordt ondersteund door het werk van George Lakoff en Mark Johnson. (‘Leven in metaforen’, 1999) Taal is metaforisch, betogen zij. De metafoor beschrijft iets in termen van iets anders. Daarmee worden bepaalde aspecten benadrukt en andere juist weggelaten, zo creëert de metafoor een eigen werkelijkheid. De metafoor werkt daardoor op twee lagen. Ze beschrijft hoe een proces ervaren wordt en tegelijkertijd wordt dat proces vormgegeven conform de metafoor. Als we dat toepassen op de metafoor: ‘politiek is oorlog’ dan kunnen we zien dat het politieke proces gezien wordt als onderlinge strijd, de collega politicus als tegenstander die in een hoek gedreven moet worden, geen kans moet krijgen, die bestreden moet worden. En dus vallen in de Nederlandse politiek partijen tijdens verkiezingstijd elkaar aan, spelen zaken op de man, proberen elkaar zwart te maken en de geloofwaardigheid van de ander te ondermijnen om daarna om tafel te gaan zitten, te doen of dat er allemaal niet geweest is om vervolgens een coalitie te vormen. En dan verbaasd zijn dat de geloofwaardigheid van de politiek zelf in het geding is, maar dat terzijde.
Wat in de oorlogsmetafoor wordt weggelaten is dat samenwerking ook een optie is, alsook leren van elkaar, dat synergie -die juist uit de verschillen en de diversiteit kan ontstaan- wellicht hele nieuwe mogelijkheden opent, dat partijen elkaar juist nodig hebben om de hedendaagse vraagstukken aan te gaan, dat strijd met uitsluiting als gevolg aantoonbaar eerder problemen verergert dan oplost. En zo houdt de oorlogsmetafoor, de overtuiging ‘politiek is oorlog’, het proces van polarisatie, winnen en verliezen in stand en versterkt die zelfs.
Verdedigers van het adagium ‘politiek is oorlog’ grijpen daarvoor ook terug op de Duitse rechtsgeleerde en politiek filosoof Carl Schmitt, lang verguisd ‘kroonjurist’ van het Derde Rijk, die stelde dat de vriend-vijand-oppositie juist de kern van het politieke uitmaakt (bron: Marieke Borren, 2003, Netherlands Journal of Legal Philosophy). Interne verschillen worden in het belang van de existentiële eenheid binnen een gemeenschap opgeheven en iedereen buiten de gemeenschap wordt de externe vijand. In het politieke is daarmee iedere andere partij de vijand en binnen de eigen partij moet eenheid gecreëerd en behouden worden. Homogeniteit moet voor eenheid zorgen, diversiteit dus uitgebannen. Dat kunnen we in de hedendaagse politiek terug zien in een fenomeen als partijdiscipline die afwijkende standpunten binnen de partij moet voorkomen. De onderlinge eenheid -gelijkheid- is heilig tegenover de vijand. De leden binnen de partij offeren zichzelf op in het belang van die partij.
(Deel)Systemen
De systeemtheorie stelt dat een probleem dat zich uitstrekt over, of speelt tussen, meerdere (deel)systemen nooit opgelost kan worden binnen één (deel)systeem maar alleen in onderlinge samenwerking van alle betrokken systemen, of op het overkoepelende hogere systeemniveau. Naarmate vraagstukken die spelen complexer zijn komt dat overkoepelende systeem nadrukkelijker in beeld als oplossingsniveau. Een voorbeeld daarvan is het klimaatprobleem. Dat is een wereldwijd probleem dat niet op het niveau van Nederland en zelfs niet Europees opgelost kan worden. Het vluchtelingenvraagstuk kan niet binnen de lidstaten opgelost worden maar alleen op het niveau van Europa. Zo kan de vluchtelingenopvang binnen Nederland niet opgelost worden als niet alle relevante partijen betrokken worden om een oplossing te vinden die voldoende draagvlak heeft. We hebben afgelopen jaar hardhandig aan den lijve kunnen ondervinden wat het effect is als sommige groepen uitgesloten worden bij de vormgeving van die vluchtelingenopvang. In NLP heet dat ecologie: een oplossing kan alleen werken als die goed is voor het hele (grotere) systeem ook op de langere termijn.
Stelling
Nu is mijn centrale stelling dat het proces van polarisatie, winnen, verliezen en uitsluiting, geen constructieve antwoorden heeft op de vraagstukken waar we wereldwijd voor staan. De oplossingen die in dat polarisatie proces gegenereerd worden zijn niet ecologisch, kunnen dat niet zijn omdat ze per definitie vanuit een deelsysteem komen. En dus worden hooguit bepaalde symptomen van het vraagstuk bestreden. We gaan de vluchtelingenopvang kleinschaliger maken dan roept die minder weerstand op. Dat verandert niets aan het feit dat de meeste opvang plaatsvindt (want goedkoper dan in villawijken) in de kwetsbare wijken waar segregatie en overlast door criminaliteit al jaren aan de gang zijn. We bestrijden een symptoom: weerstand tegen grootschaligheid, maar bestendigen of verstreken zelfs het proces van uitsluiting. Zo zien we dat de illusie van win-loose uiteindelijk uitloopt op loose-loose.
Een andere benadering van het politieke
Als het strijdmodel met alle paradigma’s die daarbij horen zo opzichtig faalt, hoe moet en kan het dan anders? Dat vraagt een totaal ander wereldmodel waarin insluiten, samenwerking, diversiteit, verschillen benutten, synergie zoeken, groot denken, de kernbegrippen vormen.
Gregory Bateson, een van de belangrijke inspirators voor de grondleggers van NLP, zei ooit: ‘wijsheid ontstaat door bij elkaar te zitten en de verschillen te bediscussiëren, zonder de intentie om ze te veranderen’. Dat is een mooi motto voor een andere kijk op politiek.
Robert Dilts (2000) beschrijft in zijn Encyclopedia of systemic NLP de ‘law of requisite variety’ als een belangrijk NLP principe. Die wet zegt dat een gezond systeem voldoende variëteit en flexibiliteit moet hebben om het adaptatievermogen te creëren dat nodig is in een wereld die sterk in beweging is. Tevens zegt deze wet dat het voor variëteit en dus het overlevingsvermogen juist van belang is om alle delen van het systeem in te sluiten. Uitsluiting reduceert immers de variëteit. Uitsluiting is niet ecologisch voor het grotere systeem en niet voor het uitgesloten deelsysteem zelf. Naarmate systemen complexer zijn moet de variëteit juist groter zijn.
Hannah Arendt, Duits-Amerikaans politiek filosoof, (The Human Condition, 1958) heeft een verwante visie. Zij stelt het begrip vriendschap tegenover het vijandbeeld van Schmitt. Vrienden behoren tot dezelfde gemeenschap, bijvoorbeeld het land Nederland. Tussen vrienden bestaan verschillen, moeten daar zelfs bestaan. ‘Om een gemeenschap te kunnen vormen moeten verschillen meegenomen worden. Dat kan op een economische manier -via de markt- en op een politieke manier: via de vriendschap. Vriendschap heeft een politieke kwaliteit wanneer het de verschillen respecteert. De vriend is als persoon altijd anders, verschillend van het zelf. Deze alteriteit (dit anders zijn –GH) verwijst naar de heterogeniteit van levenswijzen en visies op de werkelijkheid. Dit is volgens Arendt nodig om een gemeenschappelijke wereld te scheppen. (Borren, 2003).’ Ook hier zien we het belang van insluiten. Wat bij Schmitt een vijand is en uitgesloten wordt, wordt bij Arendt door insluiting in het grotere systeem een vriend, de verschillen zijn nodig om een gezonde en flexibele gemeenschap te scheppen.
Tegelijkertijd reikt Arendt een andere metafoor aan: de vriendschap die verschillen respecteert om een gemeenschappelijke wereld te kunnen vormen. Van ‘politiek is oorlog’ naar ‘politiek is vriendschap’, ‘politiek is samen een gemeenschap creëren’ en ‘politiek is samen constructief bouwen’.
De nieuwe democratie
Ik sprak met een burgemeester hierover en hij vroeg zich af hoe een politicus zich in de verkiezingsstrijd nog zou kunnen profileren als hij op voorhand zoekt naar samenwerking. Zowel ‘verkiezingsstrijd’ als ‘profileren’ komen uit de strijdmetafoor. In de nieuwe metafoor laat een politicus zien wat hij wil bereiken op diverse beleidsterreinen en hoe hij dat in samenwerking wil realiseren. Politici worden beoordeeld (afrekenen komt uit het strijdmodel) op wat hij heeft bereikt en hoe. Politici zullen dus ook uit hun, boven alles verheven, instituties moeten klauteren om in samenspraak met betrokkenen, burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, beleid te ontwikkelen en zaken aan te pakken en te realiseren. Dan wordt de politicus meer een procesbegeleider, een facilitator, een bemiddelaar die weliswaar zijn eigen ideeën en inbreng heeft, maar die beseft dat in het gezamenlijke proces nieuwe dingen kunnen ontstaan waar hij zelf nog nooit aan gedacht heeft. De nieuwe politicus zoekt naar win-win situaties, naar synergie, gaat op zoek naar gemeenschappelijke belangen en overbrugt, transformeert tegengestelde belangen en creëert zo draagvlak.
Een illusie dit beeld? Er zijn gelukkig al talloze voorbeelden waar op lokaal en provinciaal niveau met deze manier van democratie wordt geëxperimenteerd, zij het met wisselend resultaat. Sommigen, zowel politici als andere betrokkenen hebben veel moeite uit het strijdmodel te stappen, raken dan hun houvast kwijt. Dat verwart en corrumpeert de broze processen die her en der op gang gebracht worden. Een wereldmodel dat zoveel eeuwen geheerst heeft verandert niet van het ene op het andere moment. Bovendien vormt de nieuwe democratie een bedreiging voor de geïnstitutionaliseerde politiek en de belangen van haar leden.
Ander instrumentarium
Die nieuwe democratie vraagt wel om andere instrumenten, want bijvoorbeeld ‘het debat’ past niet omdat het uitgaat van tegenstanders. Maar ‘het constructieve overleg’ past weer wel. Mijn ‘standpunt verdedigen’ niet, maar ‘verschillen verkennen’ wel. NLP biedt met haar vooronderstellingen en de vele communicatietechnieken een geweldig instrumentarium voor de nieuwe politiek. Het veld van systemisch werken biedt de instrumenten om snel de dynamiek in het systeem te doorgronden en aanknopingspunten om het systeem weer gezond te maken. Ook het veld van Constructief Onderhandelen (het Harvard Negotiation Project) en in het verlengde MGA (Mutual Gains Approach) geven geweldige aanknopingspunten en kennen krachtige instrumenten. Principes van deze benadering zijn: uitgaan van belangen i.p.v. standpunten; zoeken naar gemeenschappelijke belangen (daar vind je elkaar, zij het vaak op een hoger logisch niveau); benoemen van tegengestelde belangen; creatief zoeken hoe die te verenigen, samen zoeken naar de èn-èn, de win-win; objectieve criteria vaststellen en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het resultaat.
Deze instrumenten vinden meer en meer toepassing, in organisaties, in publiek-private projecten, in gemeenten en provincies etc.
Conclusie
‘Hoe je het ziet zo beleef je het’, zegt een belangrijk NLP principe. Dat principe gaat ook op voor de metafoor ‘politiek is oorlog’. Alle overtuigingen, beelden, paradigma’s die daar onder liggen creëren uiteindelijk het proces van polarisatie en uitsluiting. Ik heb laten zien dat uitsluiting niet zal en kan werken in onze complexe wereld. Uitsluiting leidt uiteindelijk tot loose-loose. Beide partijen in de polarisatie verliezen op de lange termijn. Deze manier van denken heeft geen antwoorden op de vraagstukken waar we voor staan.
De metafoor ‘politiek is vriendschap’ opent een andere werkelijkheid, de doorkijk naar een nieuwe democratie van insluiten, diversiteit koesteren en samen creëren.
NLP, systemisch werk en constructief onderhandelen geven de tools om die nieuwe democratie vorm te geven.
Gaan we populisten, om te beginnen in Nederland, hier makkelijk van overtuigen? Gaat het parlement nu op de schop? Nee, helaas niet. Wat wel kan is daar beginnen waar we zelf invloed hebben, op die plekken waar zaken binnen onze controle vallen. In gemeentes, in bedrijven, in verenigingen en maatschappelijke organisaties. Ga te rade daar waar de nieuwe democratie al gewerkt heeft en werkt. En last but not east, ik heb ook zelf gemerkt hoe sterk de heersende metaforen zijn. Dus zelfonderzoek, kritisch zijn naar je eigen denken, om zo de strijdmetaforen in je eigen hoofd en hart te transformeren (ik schreef eerst: verbannen uit, au!) naar insluitende metaforen. Want zo kunnen we samen van de democratie een echt feest maken.
Categorie: Artikelen, Publicaties Tags: artikel, daders, democratie, insluiten, institutionalisering, macht, polarisatie, politiek, slachtoffers, systemen, uitsluiten
Recente berichten
Recente reacties
Archieven
Categorieën
Tags